
De doop bij Luther
De doop bij Luther
Het komt steeds vaker voor, ook in Protestantse kerken dat mensen, die als kind al gedoopt zijn, zich laten overdopen (wat zij niet zo noemen) of de volwassendoop begeren. Vaak gebeurt dat na een opleving van een bewust geloof. ‘Nu wil ik mij wel laten dopen’. Het gebeurt regelmatig op plekken buiten de kerk, in een rivier of vijver. En zelfs op het festival ‘Graceland’ werd de doop als mogelijkheid aan geboden. De vraag is of dat buiten de kerk kan, ik bedoel niet de plek, maar los van de kerk als gemeenschap, instituut, met ambtsdragers. Ik moet er gelijk bij zeggen: het is de opdracht van de gelovigen, de kerk om alle volken, dus iedereen te onderwijzen en te dopen in de naam van de Vader, de Zoon en de Geest. (Mattheus 28:19) het zendingsbevel.
In zijn Kleine Catechismus noemt Luther deze tekst als eerste als naar de doop gevraagd wordt. Hij legt er de nadruk op dat water (op zichzelf een element) met het Woord van God wordt verbonden, dan pas is het de doop. De drie-enige God is in de doop aanwezig. Daardoor wordt je in de gemeenschap van de kerk opgenomen. In Luthers tijd was de rol van peetouders heel belangrijk. Zij boden het kind mede aan, dat gaf hun ook de verantwoordelijkheid mee om toe te zien op de opvoeding in de leer van de kerk. Het kind wordt dan wedergeboren uit Water en Geest. Gereformeerden, Hervormden en Luthersen denken hier nagenoeg hetzelfde over.
Een vroege belijdenis
Bij Luthersen heb je dan de Konfirmation, gedoopte kinderen nemen aan het eind van hun kindertijd het geloof aan. Zeg maar rond je twaalfde verjaardag. Ze mogen dan ook aan het avondmaal deelnemen. In de Reformatietijd was de confirmatie uitgevonden door Bucer. Hij was een echte bruggenbouwer. Het voorkwam dat Luthersen en Dopersen met elkaar in conflict kwamen, want eerde werden de Dopersen (verschrikkelijk) vervolgd vanwege hun doopstandpunt. Tolerantie i.p.v. vervolging, een vergeten hoofdstuk. Ik schreef erover in mijn: ‘De reiskist van Maarten Luther’, nog verkrijgbaar, zie de site ‘Boekenstek’.
De Grote Catechismus over de kinderdoop
De doop is geen menselijke inval, men hecht (ook toen al) teveel waarde aan onze eigen inbreng (ík heb er niet voor gekozen…’) zegt hij. Het is en komt van God, bekrachtigd door de drie-eenheid als een soort van zegel. Hij citeert Augustinus, zijn inspirator: als het Woord bij het water komt, wordt het een sacrament. Die combinatie dus, net als bij brood en wijn. Luther heeft vaak van die heerlijke eenvoudige logica, ik moet mijn ouders eren, omdat…het een gebod is. Als het Woord er niet biij is dan is het een badmeesterdoop (grappig woord in dit verband).Het doel van de doop is: behouden te worden. Kijk daar zie je het belang van de doop. Nu krijgt de doop de kracht van de wedergeboorte, zoals Paulus dat noemt. (Titus 3:5) Je hebt dan je leven nodig zegt Luther om dit te verstaan. Al moet je dit niet zien als werken waardoor je het eeuwige leven ontvangt, nee. Geloof je het? Dan is de doop een garantie voor vergeving en eeuwig leven. Er ligt bij wijze van spreken een medicijn voor de deur om beter te worden. Pak je het en haal je het binnen? (Gods liefde, zijn vergeving) Dit is dus het verschil met de geloofsdoop, dat is a.h.w. een eindpunt, ik geloof en daarom laat ik mij dopen. Tegenwoordig maken we hier niet zo’n groot punt van, wat ook door theologen wordt gezegd. Duidelijk is wel dat de gereformeerde en Lutherse traditie de doop als regel, gewoonte toepast. Iemand die de geloofsdoop heeft ontvangen (na de kinderdoop) wordt niet uitgesloten, b.v. om oudste te zijn. De vraag is of dat bij Dopersen en Baptisten omgekeerd ook zo is. Ik lees en hoor dat er wel beweging in zit.
Heerde, 1 sept. 2025

Boven: het doopvont in de kerk van Schmalkalden
Onder: de doop van een kindje boven het doopvont. Eisleben 12 november 1483
